bang bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: baang (Kop van Drenthe), bange (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), baange (Veenkoloniën)

  1. angstig, bevreesd

    As er een moesie in de kaomer lop, wordt de vrouwlu bang (Vries)

    Hij is zo bang as een moes(ie) (Diever)

    , ... as een hond(tie) (Klazienaveen)

    ... een wesel(tien) (Ruinerwold)

    ... een haas (Odoorn)

    ... een scheet (Tweede Exloërmond)

    ... een schieterd (Zwiggelte)

    Je moeten wel veurzichtig wezen, maor ie kunnen ok wel ies te bange wezen

    zie ook

    Door huif ie nich bang(e) veur te wezen

    anders lopen dan gepland

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...