bankenpacht de, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. pacht van een kerkbank

    Hij hef de bankenpacht nog nich betaald (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. het verpachten van kerkbanken

    De bankenpacht was 's zundags 's middags nao het lof (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...