baron -nen, -s, de

Ook: beron, beron'

  1. baron

    Hie

    lop der bij as een baron: 't lief veuroet en de doe

    zeuren

    Dat is een baron van Habber

    niks

    zie ook

    Het is een baron van Eikenstein, een echte dikdoender (Odoorn)

    Zie ook:
  2. dikke kerel, soms met air van een baron

    Die kerel, dat is mij ook een baron, die kan niet zien, of hij de schoenen dichte hef (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...