barrebiester bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: barbiester

  1. zeer, erg

    Daor ligt barrebiester veul stienen op het laand (Buinen)

    Dat valt barrebiester tegen (Hollandscheveld)

    verbeeldt zich heelwat

    Het was bar en biester, zoas het er um weg gung (Oosterhesselen)

    Het is bar(re)biester weer (Sleen)

    Zie ook:
  2. uitroep(Zuidwest-Drenthe)

    Barrebiester, wat is het kold (Noordscheschut)

    Zie ook:
  3. als zn.(Veenkoloniƫn)

    Hij is in de barrebiester

    spottend gezegd van een praatjesmaker

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...