Ook: baarsten (Zuidwest-Drenthe Noord)
barsten
De gevel baarst aordig (Diever)
Het ies is borsten (Barger Compascuum)
Ik kun het niet haarden, al barst het ok
bedierf de zaak
Ik weet wel daj liegt daj barst (Hijken)
Hij het hom te barsten eten (Roderwolde)
Hij is van de eerste leugen niet ebarsten (De Wijk)
Barst um mij
[geb. rond 1880]