bazeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: baozeln, baezeln (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. onzin praten, wartaal uitslaan

    Man wèes wiezer, ie bazelt (Hoogeveen)

    Zie ook:
  2. zeuren

    Zij bazelt er tot vervelens toe over dat die koppies ebreuken bint (Noordscheschut)

    Hij baozelt mie aal um de kop (Roswinkel)

    Zie ook:
  3. ijlen

    Die jongen van oens hef vannacht zo ebazeld; zul hij koorts hebben? (De Wijk)

    Wat waaj vannacht an het bazeln

    geen aardigheid aan

    bazen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...