beantwoorden werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. antwoord geven

    Het deupen geit maor zo neit, ze mout de deupvraogen eerst met jao beantwoorden (Vries)

    Ik heb hum de vraoge beantwoord (Barger Oosterveld)

    Mu'k al die vraogen beantwoorden? (Coevorden)

    Ik zal de vraoge met

    jao beantwoorden (Stieltjeskanaal)

    Ik heb alles naor èer en geweten zuver beantwoord (Hijken)

    Zie ook:
  2. voldoen aan

    Hij

    beant

    woordde niet an de verwaachting (Ruinen)

    Zie ook:
  3. als vader of getuige de vragen na het doopformulier beantwoorden

    Zien bes hef hum beantwoord

    Iene gek kan meer vraogen as tien wiezen kunnen beantwoorden (Vledder)

    Bron: Drentsche Volksalmanak & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...