bedanken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. bedanken

    Je wordt bedankt veur het bezuik (Gieten)

    Ik mus het baonie wel annemen; ik kun er min veur bedaanken (Roderwolde)

    Nou, bedankt heur! (Valthermond)

    Zie ook:
  2. ontslag geven of nemen

    Zij hebt hum bedaankt (Ruinerwold)

    Hie is haost nog te lui um aodem te haolen, ik zal hum wel moouten bedanken (Eext)

    Die kèrel hef bedankt in het bestuur (Oosterhesselen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...