bedoening -s, de
  1. gedoe

    Dat was zien bedouning

    zie ook

    Toen wij daor kwamen was het een armoedige bedoening (Drouwen)

    As de lemen dele nat worde, was het een gliederige bedoning (Wapse)

    Zie ook:
  2. bedrijfje

    Zie hebt heur pleegkind op een klein bedoeninkie zet en toen hebt ze der niet wèer naor umkeken (Beilen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...