voor elkaar maken
Dat hebt ze mooi bedokterd dat het niet in het reur komp (Sleen)
Hij har 't lest bij ons bedorven en nou wil hij het weer bedoktern (Schoonebeek)
bepraten
Wij mut eerst alles bedoktern, veur as wij het anneemt (De Wijk)
beheersen(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Hij bedoktert heur helemaole
leek wat groenachtig
uitdokteren(Midden-Drenthe)
IJ kunt wal hielwat bedoktern, mor of 't aaid wal zo oetkomp, is de vraog (Zwiggelte)