begèerlijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. begeerlijk, begerenswaardig

    Dat is een begèerlijk anbod, dat kunj niet ofslaon (Beilen)

    Het is een begeerlijk maagien (Havelte)

    Zie ook:
  2. hebzuchtig

    Dat is neit zo'n begeerlijke mens, dei is gauw tevreden (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...