behèurlijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe

Ook: beheurlijk

  1. zoals het hoort

    Ie moet je in gezelschap beheurlijk gedragen (Beilen)

    Zie ook:
  2. behoorlijk

    Zij hebt een beheurlijk inkomen (Hollandscheveld)

    Het weer is beheurlijk gooud (Anderen)

    Hoe giet het er met? Behèurlijk (Sleen)

    Zie ook:
  3. erg, zeer

    Het is een beheurlijk groot huus (Coevorden)

    Dei som was beheurlijk stoer (Emmer Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...