behelpen sterk, werkwoord
  1. , wederkzich behelpen

    As je nich wat beters hebt, meut wie os hier man mit behelpen (Barger Compascuum)

    Ie mut oe beholpen mit wat aj hebt (Hollandscheveld)

    Mit die olde neimesiene is 't slim behelpen (Diever)

    Het is wel wat behelpen zo, mor wie redden het wel (Emmer Erfscheidenveen)

    Het was een behelpen met dat slechte geriedschup (Sleen)

    Die zuk niet behelpen kan, is gien armoed nut (Sleen)

    is gien armoe weerd, ...is niet weerd dat hij armoede lidt

    zie ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...