behold het
  1. behoud

    Hij had de helm op en dat is zien behold west (Noordscheschut)

    Met behold van salaris (Buinen)

    Varve is een behold veur het holt (Barger Oosterveld)

    Hie hef nog een hiel koppel koenen. Dat is zien behold, want aans gung e deran (Sleen)

    Laank bewaren is een behold veur de appel (Hoogeveen)

    Dunne snieden is een behold veur de keze (Vledder)

    veur de worst (Diever)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...