iets voor elkaar brengen
Wat hej een drokte, aj alles behusseln moet (Emmen)
Ze wet niet, hoe ze het
behusseln mut (Wapse)
Wat behussel ij toch aal in de schuur
bij kaalheid en een baard
Hie behusselt wal, wel der met giet
is of wordt kaal
Door hebben ze nog heil wat met te behusseln (Eelde)
Ze hadden woorden had, mor ze hebben 't weer wat behusseld
bijna niets