bekleistern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. besmeuren

    Wat hebt de kinder mij de ramen bekleisterd (Borger)

    Zie ook:
  2. belasteren

    Het is niet zo mooi um iene achter de rogge te bekleistern (Uffelte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...