beklinken overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. tot overeenstemming komen

    Hoe is 't, bi'j klaor ekomen? Ja heur, de zaak is beklunken (Hoogeveen)

    Bij een borrel weur de koop beklunken (Borger)

    Zie ook:
  2. krimpen, inzakken

    De opgebrachte grond is nou aordig beklunken (Sleen)

    Deur de zeekte is die kou de lèeste tied aordig beklunken

    gezegd, als een maaier nog een klein hoekje van het roggeland moet maaien (hy) *

    Die kik beklunken uut (Zuidwolde)

    Beklunken törf

    het onmogelijke kan gebeuren (wb:Gas);

    Zie ook:
  3. beklinken met een borrel

    Zij hebt het beklunken met een borrel (Fluitenberg)

    Dat is goed of elopen, dat muw beklinken (Noordscheschut)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...