belhamel de
  1. belhamel

    Zo'n weer kreeg vaak de bel um en dat was de belhamel (Padhuis)

    Zie ook:
  2. kwajongen

    Die jongen van de buren bunt zukke geweldige belhamels, altied ondeugde oethalen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...