Ook: belichten, Spellingvarianten als bij: licht I
beschijnen
Wij hebt die jong en dat wicht even belocht (Sleen)
Die laamp kan het heile veld belichten (Roderwolde)
Ze hadden 't schilderije hiel mooi belocht, het leek wel of 't leefde (Broekhuizen)
Die foto's bint niet goed belocht (Zwiggelte)
met zilveren knopen,
verlochten