bemiggeln overgankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe
  1. besmeuren

    IJ moet de ramen niet zo bemiggeln (Dalen)

    Zie ook:
  2. bedriegen

    Non hej je toch wèer deur die kèrel laoten bemiggeln (Hijken)

    De iemen hebt mij bemiggeld

    zie ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...