benaodielen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. benadelen

    Door hef hij hum aordig mit benaodeild, dat hij zuch terugtrokken hef (Barger Compascuum)

    Woj nog een koppien koffie?

    ik heb het vergeten

    A'k dij niet benaodiel, gèern (Zweelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...