beneden bijwoord
  1. beneden

    Hij wees naor beneden (Sleen)

    Hie was beneden in de kelder (Emmen)

    *Umtoch is gien reden. Aj van de trap ofvalt bi'j gauw beneden

    omhoog

    umtoch (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...