berooiing -s, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe

Ook: berooi

  1. verstand

    Hij hef der gien berooiing van (Wijster)

    Zie ook:
  2. evenwicht(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hie kan gien berooi holden (Buinen)

    Zie ook:
  3. schatting(Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Ze hadden gien goeie berooiing emaakt mit het bouwen (Hoogeveen)

    vaak vruchtbare grond

    rooi

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...