bescheten bijwoord
  1. pips, ongezond

    Die is ziek ewest, die kik er nog aordig bescheten uut (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. bedrukt, bedonderd

    Toen ik dat zee, keek e zo bescheten (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  3. bekaaid, bedrogen

    Ik bin er bescheten wegkommen (Roderwolde)

    Die kerel kooj wel ies bescheten mit umme (Koekange)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...