beschieren overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidwest-Drenthe
  1. begluren

    Ze könt oons van buten deur een gleufien ien de gerdienen net beschieren (Ruinen)

    Zie ook:
  2. in de gaten hebben, inschatten

    Ik had het allang beschierd (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...