beschieten I overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. bevuilen

    Hij har zuk van boven tot ondern bescheten (Barger Oosterveld)

    Je kunt je um mij beschieten

    gaat trouwen

    Zie ook:
  2. bedriegen

    IJ deenkt toch niet dat ik mij laote beschieten deur zo'n zwienkoper (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...