besterven
Het zwien weur de aandere dag ofhouwen, aans was het vleis niet genog besturven (Beilen)
Het vaarken mus eerst bestarven an de ledder (Diever)
Het grös is bestörven (Pesse)
doodsbleek worden, bijna sterven
Hie bestörf het van schrik (Sleen)
hard worden van de bovenlaag van de turf (zwn), zie ook
bestieven