bestarven sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. besterven

    Het zwien weur de aandere dag ofhouwen, aans was het vleis niet genog besturven (Beilen)

    Het vaarken mus eerst bestarven an de ledder (Diever)

    Het grös is bestörven (Pesse)

    Zie ook:
  2. doodsbleek worden, bijna sterven

    Hie bestörf het van schrik (Sleen)

    Zie ook:
  3. hard worden van de bovenlaag van de turf (zwn), zie ook

    bestieven

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...