bestrieken overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. bestrijken

    Dat zwien hef loezen, ij moet hum is bestrieken met pietreulie (Sleen)

    Ze hebt de mure mit de verkeerde varve bestreken (Barger Oosterveld)

    Mag Wulmie je aarm bestrieken? Dan bi'j je pien zo kwiet (Eext)

    Zie ook:
  2. omvatten

    Hij wil altied baosspeulen. Hij wil het hele gebied bestrieken (Coevorden)

    Dat bestrek hielwat

    je aanpassen aan de omstandigheden

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...