betten overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. betten

    Ik mus de ogen een paar maol daags betten (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:
  2. dooi maken(Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn)

    De raomen betten met een waarme dook (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...