betumig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: betunig

  1. , var. als bij

    tumig

    Zie ook:
  2. kalm

    Wij doet een beetien beteumig an (Gieten)

    Zie ook:
  3. karig(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wij komt er betumig of (Mantinge)

    Wij hadden vroger een betunig leven (Emmen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...