beus bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: boos (Zuidwest-Drenthe Noord), beuze

  1. flink, stevig

    Het is een beuze waarker (Diever)

    Het lochtte beuze, 't onweer is niet wied of (Broekhuizen)

    Het is beus weer

    tegenspreken

    Zie ook:
  2. kwaad

    Wat een kwaoie

    meid, zie hef een beus koppien (Nijeveen)

    Het was een beuze motte, 't hadde al een paar biggen op evrèten, veurdat de baos der arg in hadde (Hoogeveen)

    De beuze

    ingenomen

    kwaod

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...