beven onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. beven

    Hie begunt ok al aordig te beven

    heeft geen inkomen

    De man stund zich op te vrèten, hij beefde der van (Hoogeveen)

    Hij beefde as een ruske (Barger Oosterveld)

    ...juffershondtien (Ruinerwold)

    ...riet (Hijken)

    ...blad an de boom (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...