bezachten onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. genezen

    Grote wonden mut de tied hebben um te bezachten (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. minder worden(Midden-Drenthe)

    De wind bezacht al wat (Emmen)

    Er moet wat tied over verlopen

    dan bezacht het wel (Drouwen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...