aanzien
Dat wil ik nog eens bezeein (Anderen)
bekijken
Dat stiet nog te bezien (Borger)
Het is te bezien dat dat nooit kan (Oosterhesselen)
verdragen, velen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Ze kunt het niet bezien dat het hèur zo goed giet (Sleen)
proberen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Wij zult het is bezein (Eelde)
Bezee het mar ies, het zal oe meevallen