bezwaoren overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. bedrukken

    Wat bezwaort je zo? (Sleen)

    Zie ook:
  2. met een hypotheek belasten

    Hij hef zien paand bezwaord, umdat hij veur zien zeune mus berappen (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...