biel -en, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën

Ook: biele (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën)

  1. bijl

    Het bielegien der bij deelleggen

    kalveren en jongvee brengen meer op dan melk (Hol), zie ook

    Die giet veur de biele (Dwingelo)

    Hie hef wel vaker mit det bieltien ehakt (Ruinerwold)

    Hij het een bek as een biel (Roderwolde)

    Hie wil zien bieltien niet op het noestien holden

    beschuit met stroop

    De biel stund al an de wortel van de stam

    houd je mond maar eens

    *In tieden van nood schel je de eerpels met de biel (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...