bij II bijwoord, voorzetsel, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: bie (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), bai (Kop van Drenthe)

  1. bij

    Wij hebt 12 biggen bij de mot liggen (Borger)

    Hij is der bai

    weinig hartelijk

    Het laand lig der roeg bij (Hooghalen)

    Wat hew der bie

    stiefvader

    Hij möt ongeveer bij de tachtig ween (Padhuis)

    Het is bij twaalf

    ben verkouden

    Ik neem der nog een arbeider bie tou

    hij heeft kou gevat

    Wij hebt het koren bij

    ik word er koud van

    Hie löp der bij an

    zie ook

    Ie mut bèter mikken; ie gooit alle eerpels bij de maande an

    zie ook

    Hie lop bij de fiets an (Oosterhesselen)

    Ze schoeft de glassies nog ies bie (Barger Compascuum)

    Hij is ter bij in

    zie ook

    Hij is goed bij de tied (Ruinerwold)

    Bij aander steden hebt wij hier gien waoter had

    pittig persoon

    Ik musse vrogger bij lochten weer in huus wezen (Stuifzand)

    Het pèerd bij de hingst doen (Sleen)

    Hij dut er wel wat bij

    van de wijs

    Hij zit er goud bie

    van streek

    Zie ook:
  2. als uitroep om een dier opzij te laten gaan

    Bij! Het peerd of de ko kreeg dan een schup tegen de poten (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...