Ook: bie (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), bai (Kop van Drenthe)
bij
Wij hebt 12 biggen bij de mot liggen (Borger)
Hij is der bai
weinig hartelijk
Het laand lig der roeg bij (Hooghalen)
Wat hew der bie
stiefvader
Hij möt ongeveer bij de tachtig ween (Padhuis)
Het is bij twaalf
ben verkouden
Ik neem der nog een arbeider bie tou
hij heeft kou gevat
Wij hebt het koren bij
ik word er koud van
Hie löp der bij an
zie ook
Ie mut bèter mikken; ie gooit alle eerpels bij de maande an
zie ook
Hie lop bij de fiets an (Oosterhesselen)
Ze schoeft de glassies nog ies bie (Barger Compascuum)
Hij is ter bij in
zie ook
Hij is goed bij de tied (Ruinerwold)
Bij aander steden hebt wij hier gien waoter had
pittig persoon
Ik musse vrogger bij lochten weer in huus wezen (Stuifzand)
Het pèerd bij de hingst doen (Sleen)
Hij dut er wel wat bij
van de wijs
Hij zit er goud bie
van streek
als uitroep om een dier opzij te laten gaan
Bij! Het peerd of de ko kreeg dan een schup tegen de poten (Hijken)