bijgeval bijwoord, voegwoord
  1. toevallig

    Hej bijgeval nog wat te missen? (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. (voegw.) voor het geval dat(Zuidoost-Drenthe)

    Bijgeval aj je niet redden kunt, dan roep mor (Sleen)

    Biegeval ik er niet ben, moej de was in huus halen (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...