bijhalen overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. bijhalen

    Eerst het iene bien aover het stikkeldraod...en dan het aandere bien bijhalen

    Wij mut het koren even bijhalen, bij de dörskaste

    weet heel wat, is erg schrander

    Bron: J. Poortman Zie ook:
  2. binnenhalen

    't Zaod is wal dreuge, laow 't mor bijhalen (Nieuw Dordrecht)

    Wil ie is even een maande torf bijhalen? (Pesse)

    Zie ook:
  3. naar zich toe trekken(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Haalt oen bienen ies wat bij, ik kan der niet langes (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...