bijknippen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. bijknippen

    De hede wat bijknippen (Dwingelo)

    As 't heui in 't vak zat, weur de kante bijknipt (Nieuw Dordrecht)

    De zaodbult wordt bijknipt (Anderen)

    van een meisje dat veel bij de weg is

    bijkuppen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...