bijspringen onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. ondersteunen, bijspringen

    Zie bint hum toch nog wal bijsprungen, toen e moeilijk zat (Padhuis)

    Hij hef niet veul in te kommen; wij moet geregeld bijspringen (Eext)

    Zie ook:
  2. opzij springen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het pèerd sprung van schrik bij, ...opzied (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...