blijken
Of wij 't gooud daon hebt, dat mot nog blieken (Anderen)
Hij wil dat wel graag hebben, mar hij lat 't niet blieken (Klazienaveen)
Hai blik 't niet te weiten (Een)
lijken(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Dat blik er een bettien op (Padhuis)
vergelijken
Wij gaot eerst effen blieken
van gezang