blik, oogopslag
Hij had een starre blik in de ogen (Gieten)
Dee man had een roeme blik (Roswinkel)
Van dizze plek hef men een mooie blik op het stroomdal
hout om kantelen tegen te gaan (wb), of zware kinderstoel waarin kleine kinderen door een stok worden vastgezet
Hie hef een veuroetzeende blik (Gasselte)
Het is mij gien blik weerd (Noordscheschut)
Hie gunde mij gien blik in de ogen
van een dikke vrouw