blinken onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. blinken, glanzen

    Wat lig daor in de zun te blinken (Sleen)

    Hij wil er bovenoet blinken

    is erg scheel

    Wat blunk die zun vanmörgen (Padhuis)

    Het blinkt as gold, ...rood kèuper, ...witgold in de zunne (Hoogeveen)

    ...zulver (Anderen)

    Het blönk as een spiegel (Ruinerwold)

    ...as een hondekeutel in het duustern (Valthermond)

    ...in de maoneschien (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...