blinkern onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. schitteren(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:
  2. lopen met een lokvisje aan de hengel(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Ik wil nog even an het blinkern of ik nog een snoek vangen kan (Drouwen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...