Ook: bluuien, bleuien (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), blaaien (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
bloeien
De rog bluit, moej eeis zeein, hoou 't stof (Eext)
As waoter bluit, dan lig er een gruine glaans over
in angst
tochtigheidsverschijnselen vertonen(Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Die zwien bluit weer, die zal wel niet drachtig wezen (Drouwen)
gloeien in het gezicht, blozen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)
Bleuien is gien schaande (Diever)
Van een borrel kuj soms mooi bleuien (Rolde)
van de lucht voor onweer(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
As er bie zomerdag van die stapelwolken in de locht zit, woor de zunne tegen an schient, dan zegt wi (Barger Oosterveld)
Het bluit in de lucht (Eexterveen)