bluierig bijvoeglijk naamwoord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: bleuiig (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. tochtigheidsverschijnselen vertonend

    De motte is bluierig, hij kan wel ies ruis worden (Anderen)

    Zie ook:
  2. gezegd van lucht tegen onweer

    Het hef al een paar dagen bluierig ewest, der kan wel ies een donderbuie op komen (Zuidwolde)

    Zie ook:
  3. met bulten aan de benen

    Dat pèerd hef bluierige bienen of stalbienen (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...