blut I bijvoeglijk naamwoord
  1. blut, niets meer bezittend

    Wi'j nog knikkern? Nee, ik bin blut (Padhuis)

    Ik bin blut, ik heb het leste dubbeltien uut egeven (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. bot(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Dat broodmes is ok blut (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...