bolster -s, de
  1. bast, dop

    Um een neut en een kestanje zit een bolster (Eext)

    Aj boekweit trapten, dan wuurden die bolsterties ok krödde nuumd (Sleen)

    Zie ook:
  2. bolster, bonkaarde

    Bie de winterdag gungen ze hier vrogger hen bolster graven (Barger Oosterveld)

    Daor zat wol een halve meter bolster op het veen (Roswinkel)

    Bolster was mooi spul um in de hokken te streien (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  3. turf van bolster

    Grauwe törf is bolster (Schoonebeek)

    Bolster graven was stoer wark (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...