bonestaak de
  1. stok voor klimbonen

    Hij wol zuk veur een kwartje wel een bonestaok op de kop aanspitsen laoten

    kop

    Zie ook:
  2. lang, dun persoon

    Iene die mager is, is een bonestaak (Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...